Alles in dat hotel gebeurde met veel aandacht. De delicate maaltijd bestond uit; kleine uitaartjes (dit is eigenlijk niet het juiste woord. De bodem was van blaadjes filodeeg volgens mij. Zowel de ui als de courgette was op twee manieren klaargemaakt. Een paar dikke aardappelschijven met grof zeezout. Een glas verrukkelijke rode wijn. Toe kaneelparfait met een speculaaswafeltje en appeltjes met citroen en gember.
We hebben veel gedaan, een rijtje:
Het Twents Museum in Enschede waar een tentoonstelling was van De Lairesse. Een tijdgenoot van Rembrandt. Ik kende de naam alleen van de straat in Amsterdam, maar hij was wereldberoemd. Ik miste het diepe gevoel, dat ik altijd bij schilderijen van Rembrandt heb. De installatie van Jaap Drupsteen, op muren en soms op de vloer geprojecteerd daarentegen was opzwepend.
En oh, we deelden als lunch brood van Menno, met Old Amsterdam en augurkjes. Uiteraard hadden we bij aankomst zoals altijd eerst cappuccino met overheerlijke, ook gedeelde appeltaart.
De volgende dag zijn we lang in Bad Bentheim geweest. Wat een interessante plek en mooi uitzicht. Alleen de vloeren al... In de kelder ging het over alchemie.
En dan '100 jaar portretten', een gevarieerde tentoonstelling in de Fundatie, waar we erg van hebben genoten. Eerst trouwens meteen al van Koekoek en zoals een nieuwe medebewoonster zei, met wie ik veel deel, dat licht...
Eindelijk waren we in de Broerenkerk, met een grote boekwinkel met thema's en een restaurant met een enorme leestafel. We waren dit al zolang van plan. Een feestelijke verjaarsbrownie bij de koffie, zacht van binnen en licht krokant aan de buitenkant. Ik kocht twee kookboeken (zo'n verwennerij, na alle mooie boeken die ik 's morgens al had gekregen) met glutenvrije recepten, een agenda en een klein blocnootje. En laten we die tas nou kwijt zijn! We waren er eigenlijk zeker van dat we hem in het Stedelijk Museum hadden laten liggen, maar er is niets gevonden. We kunnen nu niets kopen, maar aan het eind van de maand ga ik het dan toch bestellen. Eerst nog eens voor de zoveelste keer goed zoeken...
Het waren fijne dagen, maar wat waren we blij weer thuis te komen. Omdat het nu echt thuis is, zijn we gewoon het allerliefst hier.
Het begint nu meer te kleuren, herfstige heerlijkheid.
De dichter J.C. Bloem hield erg van de verschillende jaargetijden en net zoals ik vooral van de herfst. Ik geef hem even alle ruimte.
October
De hooge vloed des zomers is vergleden;
Nog gister wiegden we in zijn diepen schoot,
Nu proeven wij, bij 't 's morgens buiten treden,
Iets in de lucht van zaligheid en dood.
Dit is de teerste maand van 't jaar: October,
Die, van in damp gebroken licht verzaad,
Geheiligd, onaantastbaar-kuisch en sober,
Langs een gewijde en stille wereld gaat.
Een nieuwe weelde lokt: het zijn de stralen,
Van warmte en wellust algeheel ontdaan,
Die door een sfeer van ijle nevels dalen,
Als najaarsdraden in een vochte laan.
En, nauw-omstrengeld, zwerven door die prachten
Twee zielen, waarvan de een voor d' ander zwicht,
Broeder en zuster van mijn herfstgedachten:
De dunne schaduw en het dunne licht.
De schaduw heeft allengs het fulpen donker
Van 't zomerlijke lommer afgeleid.
En aan het milde licht bleef glans noch flonker,
Alleen een wonderlijke helderheid.
De luister van deze aarde is niet te dooven.
Mijn liefde wemelt in een zonnestraal
Rondom de laatste rozen dezer hoven
Als spel van luiten aan een koningsmaal.
In mijn verlangens trekken met de scharen
Van vogels krijtend langs de blauwe lucht,
Die dichtbij 't stralend hart des hemels varen,
Terwijl mijn loomte aan de aarde kleeft en zucht.
Ik denk aan U, droom van dit korte leven,
En van zijn barren gloed het rustloos vuur,
Het bloed mijns harten wilde ik U geven -
Zie, 't werd een roode wingerd langs den muur.
O latere geliefden langs deez' paden -
Wanneer mijn stof al wervelt op den wind,
Herdenkt mij: toen mijn voeten hen betraden,
Heb ik dit landschap ook zóózeer bemind.
Herdenkt, herdenkt mij dan, maar niet verweven
Met de gedachte aan die de harten bluscht,
Maar als gij naar de grenzen reikt van 't leven,
In najaarsnachten, warm van liefde en lust.
Nog gister wiegden we in zijn diepen schoot,
Nu proeven wij, bij 't 's morgens buiten treden,
Iets in de lucht van zaligheid en dood.
Dit is de teerste maand van 't jaar: October,
Die, van in damp gebroken licht verzaad,
Geheiligd, onaantastbaar-kuisch en sober,
Langs een gewijde en stille wereld gaat.
Een nieuwe weelde lokt: het zijn de stralen,
Van warmte en wellust algeheel ontdaan,
Die door een sfeer van ijle nevels dalen,
Als najaarsdraden in een vochte laan.
En, nauw-omstrengeld, zwerven door die prachten
Twee zielen, waarvan de een voor d' ander zwicht,
Broeder en zuster van mijn herfstgedachten:
De dunne schaduw en het dunne licht.
De schaduw heeft allengs het fulpen donker
Van 't zomerlijke lommer afgeleid.
En aan het milde licht bleef glans noch flonker,
Alleen een wonderlijke helderheid.
De luister van deze aarde is niet te dooven.
Mijn liefde wemelt in een zonnestraal
Rondom de laatste rozen dezer hoven
Als spel van luiten aan een koningsmaal.
In mijn verlangens trekken met de scharen
Van vogels krijtend langs de blauwe lucht,
Die dichtbij 't stralend hart des hemels varen,
Terwijl mijn loomte aan de aarde kleeft en zucht.
Ik denk aan U, droom van dit korte leven,
En van zijn barren gloed het rustloos vuur,
Het bloed mijns harten wilde ik U geven -
Zie, 't werd een roode wingerd langs den muur.
O latere geliefden langs deez' paden -
Wanneer mijn stof al wervelt op den wind,
Herdenkt mij: toen mijn voeten hen betraden,
Heb ik dit landschap ook zóózeer bemind.
Herdenkt, herdenkt mij dan, maar niet verweven
Met de gedachte aan die de harten bluscht,
Maar als gij naar de grenzen reikt van 't leven,
In najaarsnachten, warm van liefde en lust.