Net als bij het binnenkomen in de door kaarsen verlichte kamer op kerstavond. Grote kandelaars met hoge kaarsen. Het kaarslicht werd weerspiegeld in de ramen. Alleen overal echte kaarsen.
Er was een zee van licht. En hoe anders is die sfeer dan van elektrisch licht of iets op batterijtjes. Dat is gezellig, maar ademt niet dat heilige gevoel waardoor je alleen maar stil kon zijn. Misschien ben ik trouwens de enige van de familie die nu naast echte kaarsen ook onecht kaarslicht heeft.
Zowel de term alsmede de broodsoort zelf is Duits van oorsprong. De vroegste attestatie van een zgn. Thüringer Weinachtstollen is in de Leeuwarder Courant van 1890, waarna de Nederlandse versie in de NRC van 1929 als Kerststol verschijnt. Het Duitse woord Stollen werd in het Nederlands opgevat als een meervoudsvorm.
Dat istollen betekent klomp, brok, kluit of stuk.
Wanneer de kerststollen in Nederland kwam is niet helemaal duidelijk denk ik.
Culinair historicus Janny de Moor kent het verhaal van een Duitse bakker die zich eind negentiende eeuw in Amsterdam vestigde. Tijdens de kerstperiode maakte hij, overmand door heimwee, een Stollen zoals in Dresden. Een landgenoot die toevallig de bakkerij voorbijliep, wilde het brood prompt kopen, maar de bakker weigerde. Hij wilde de lekkernij zelf eten. De bakkersdochter had wel een neus voor zaken en spoorde haar vader aan de kerststol aan de man te brengen. En zo konden Amsterdammers begin vorige eeuw als eerste aan de stol. De zoetigheid bleek zo populair dat de Noord-Hollandse Duivekater (kerstgebak) niet langer bovenaan het verlanglijstje stond.
In Dresden gaat de traditie terug tot 1329. Toen vroeg de bisschop van Naumburg een bakker in Dresden om hem voor Kerstmis twee opgerolde broden te bezorgen. Omdat boter in de vastentijd verboden was, kregen de bakkers uit Dresden een uitzonderlijk privilege om toch boter te gebruiken voor hun kerststol. In de jaren die volgden, reisden de bakkers geregeld af naar Rome om aan de paus te vragen of ze voortaan altijd met Kerst boter konden gebruiken. Het privilege kregen ze pas in 1490, deze ‘boterbrief’ is tot op de dag van vandaag bewaard gebleven. De inwoners van Dresden vieren dit ieder jaar met een Stollenfest.
In 1496 werden ‘Die Christbrote uff Weihnachten’ als handelswaar op de markten verkocht en dit gebak gaf later de naam aan de kerstmarkt in Dresden.
Daar werd voorts in 1528 verklaard dat het bakken van fijnere gebaksoorten – waaronder de stol werd geschaard – voortaan uitsluitend door koekbakkers mochten worden vervaardigd en niet langer door ‘gewone’ broodbakkers. Vele malen worden in Duitse archieven de stollen vermeld als pachtbetaling aan vorstelijke en geestelijke hoge heren. De vermaarde ‘Koningsstol’ in Dresden wordt als zodanig al genoemd in 1529. Uitvoerige recepten van stollen werden echter pas na 1700 als ‘ boterstollen’ opgetekend in vakboeken, afkomstig uit Berlijn en Leipzig.
Onze avondmaaltijd werd iets anders, maar het was erg lekker.