donderdag 27 januari 2022

Verlangend naar mooie woorden

Na de personferentie, waar nog steeds zinloze angst verspreid werd,
kom ik bij door mooie woorden.
(Er liggen ook veel mensen mèt corona in het ziekenhuis, niet alleen door! 
Door alles wat verborgen blijft klopt veel niet en dit al helemaal niet. 
Dacht dat iedereen het weer als zoete koek zou slikken, maar ik zie verschillende reacties, gelukkig) 

Op naar de mooie woorden.
Ik kreeg van een vriendin een cartoon met een tekst van Emily Dickinson.
De bekende Amerikaanse dichteres schreef 1800 gedichten, maar wilde heel weinig publiceren. Ze leidde een teruggetrokken leven, om dicht bij haar eigen kern te kunnen komen.
Vriendin is veel belezener dan ik, kent haar klassieken. Ik wist niet dat het van Emily Dickinson was. Nu voor altijd wel.

De tekst was:
To make a prairie it takes a clover and a bee and revery. 
The revery alone will do, if bees are few.

Wie kan zonder mijmeren? Wat zou ik graag willen weten waar zij over mijmerde. Ze leefde van 1830 tot 1886. Het werd geschreven toen er nog geen bijenschaarste was. Ze werd geboren en stierf in Amherst, in Massachusetts
Dit is een van haar bekendste gedichten. Er zijn veel vertalingen van. Wat mij betreft komt deze het dichtste bij.
Ik zet het originele eronder.

Hoop is dat ding met veren

‘Hoop’ is dat ding met veren,

Dat neerstrijkt in de ziel,

En ‘t wijsje zingt, zonder de woorden,

En dat ons nooit – nog nooit – ontviel.

In Stormwind klinkt zij allerliefst;

En vreselijk moet het noodweer zijn,

Dat zorgt dat ’t Vogeltje de moed verliest;

Ze is zo teder en zo fijn.

Ik hoorde haar in bitterkoude streken;

Ook op de hachelijkste Zee was zij,

Maar nooit – ik overdrijf niet –

Vroeg zij een kruimeltje – van Mij.



'Hope’ is the thing with feathers


‘Hope’ is the thing with feathers—

That perches in the soul—

And sings the tune without the words—

And never stops—at all—

And sweetest—in the Gale—is heard—

And sore must be the storm—

That could abash the little Bird

That kept so many warm—

I’ve heard it in the chillest land—

And on the strangest Sea—

Yet, never, in Extremity,

It asked a crumb—of Me.