Zondag
De stilte, nu de klokken doven,
Wordt hoorbaar over zondags land
En dorpse woningen, waarboven
Een schelpenkleurge hemel spant.
De jeugd keert weer voor d' in gedachten
Verzonkene, die zich hervindt
Een warm, van onbestemd verwachten,
In zondagsstilte eenzelvig kind.
En tussen toen en nu: 't verwarde
Bestaan, dat steeds zijn heil verdreef;
De scherpe dagen, waar de flarde
Van 't wonde hart aan hangen bleef.
Niet te verzoenen is het leven.
Ten einde is dit wellicht nog 't meest:
Te kunnen zeggen: het is even
Tussen twee stilten luid geweest.
-----------------------
Op weg naar het licht in de stilte van het bos