zondag 5 mei 2024

5 mei

 

Na de bevrijding


I


Schoon en stralend is, gelijk toen, het voorjaar,

Koud des morgens, maar als de dagen verder

Opengaan, is de eeuwige lucht een wonder

Voor de geredden.


In ’t doorzichtig waas over al de brake

Landen ploegen weder de trage paarden

Als altijd, wijl nog de nabije verten

Dreunen van oorlog.


Dit beleefd te hebben, dit heellijfs uit te

Mogen spreken, ieder ontwaken weer te

Weten: heen is, en nu voorgoed, de welhaast

Duldloze knechtschap –


Waard is het, vijf jaren gesmacht te hebben,

Nu opstandig, dan weer gelaten, en niet

Eén van de ongeborenen zal de vrijheid

Ooit zo beseffen.


II


Regelmaat der kerende getijden!

Wat is ’t hart, dat het ooit heeft gevreesd,

Schoon het wist, dat lente ’t kwam bevrijden,

Stralend als zij altijd is geweest.


Alomtegenwoordig, onverstoorbaar

Is het leven, dat den dood ontbloeit,

En de kleinste klacht schijnt nauwlijks oorbaar,

Waar de rogge om de ruïnes groeit.


J.C. Bloem (1887-1966)

uit: Sintels (1945)